Ik zag nog net de sierlijke letters staan op de steen voor de ingang, Residence Punta Falcone. Bijna reed ik er voorbij. De muren van het resort zijn gesausd met lichtbruine en groene schutkleuren en matchen een-op-een met de natuur eromheen, waardoor het onopvallend tussen de bomen ligt. Terwijl ik het terrein op draai, vraag ik me af hoe je dit ooit kunt missen. Het terrein is gigantisch: er staan negen gebouwen met in elk vijf tot zes appartementen. In het midden, op een verlaging, ligt een prachtig zwembad. Ik kijk er verlekkerd naar. ‘Een duik in het water kan ik na mijn tocht wel gebruiken.’
Terwijl ik de sleutel in het slot van mijn appartement steek, komt er ineens een zuchtje zilte zeewind voorbij. Ik draai me om en kijk rechtstreeks naar de azuurblauwe zee. Wat een uitzicht! Even verderop staat een tuinman getooid met een brede strohoed, de aarde tussen de plantsoenen te harken. Hij stopt even als hij me met open mond naar de zee ziet staren en lacht. “Er ligt een klein strandje beneden, waar een speciaal plekje gereserveerd is voor gasten van dit resort. Volg het zandpaadje langs de groene heggen en je bent er zo. Ga maar kijken!”
Een kwartier later ben ik neergestreken op een van de ligstoelen op het strand. In mijn bikini, die dezelfde kleur heeft als het zwembadblauwe water waar ik zometeen in ga. Nu heb ík een schutkleur en dat vind ik wel zo lekker. Ik ben er even niet.